Ethische kwestie #3: waarom anderen respecteren?

1 oktober 2013

Het lijkt zo logisch: natúúrlijk respecteer je anderen, ken je hen waardigheid toe. Natúúrlijk neem je het leven of de belangen van anderen in ieder geval tot op zekere hoogte mee in je morele overwegingen. Maar waarom? Wat is er de reden van dat we anderen bepaalde rechten toekennen? En wie zijn dat, ‘anderen’? Tijdens mijn filosofische veldwerk sprak ik met Alex, die zei: ‘Je moet er naar streven om andere mensen, andere dieren, andere wezens niet bewust te laten lijden.’ Dit werpt de vraag op: wat is de basis van moreel respect? Is er daarbij een verschil tussen mensen en andere dieren?

Als we Alex’ theorie verder uitwerken, dan wordt pijn het criterium op basis waarvan een wezen morele overweging verdient. Kan iets pijn hebben? Dan moet je dat in ogenschouw nemen en ernaar streven de totale pijn die voortvloeit uit je handeling zo klein mogelijk te maken. Kan iets geen pijn hebben? Dan hoef je er in morele zin geen rekening mee te houden. Op basis van deze theorie kan je inderdaad zeggen, zoals Alex doet: ‘Dieren zijn onze zwakzinnige broertjes. Er is geen fundamenteel onderscheid tussen mensen en andere dieren.’

Deze trant van redeneren vinden we rechtstreeks terug bij Peter Singer, die een utilistische morele theorie neerzet. Het morele gehalte van een handeling is af te meten aan de hoeveelheid pijn (of genot) die eruit voortvloeit. Ook Singer wijst een strikt onderscheid tussen mensen en dieren resoluut van de hand. Zijn theorie speelt daarom een belangrijke rol in het ethische debat over dierenrechten.

De redeneertrant van Alex en Peter Singer is intuïtief aantrekkelijk; de meeste mensen herkennen pijn automatisch als iets slechts en verwerpen handelingen die pijn veroorzaken om die reden. Maar er lijkt ook een andere intuïtie te zijn die hiertegen ingaat, namelijk dat we voor mensen enerzijds en andere dieren anderzijds niet dezelfde standaard hoeven te hanteren. In andere woorden: een mens eten is erger dan een dier eten.

Een hele andere traditie binnen de morele filosofie houdt zich bezig met de vraag naar autonomie. Wat betekent het om een autonoom wezen te zijn? Binnen de theorieën over autonomie lijkt vaak het idee aanwezig te zijn dat autonomie en respect hand in hand gaan. Respect is dan gebaseerd op het feit dat een wezen beschikt over autonomie. Iemand is een morele actor en moet op die manier serieus genomen worden als ze in staat is eigen, authentieke keuzes te maken. Zulke theorieën lijken beter aan te sluiten bij de intuïtie dat er iets fundamenteels is dat mensen onderscheidt van andere dieren.

Het accepteren van dierenrechten en zelfs de rechten van gehandicapten is voor zulke theorieën echter problematisch. Als iemand niet in staat is autonome keuzes te maken, waarop is dan het morele respect gebaseerd?

Er lijken dus twee sterke intuïties met elkaar de strijd aan te moeten. Enerzijds willen we pijn voorkomen, maar anderzijds vinden we dat mensen wel een streepje voor hebben in onze morele overwegingen. De ethische kwestie die ik wil neerleggen is daarom: welke intuïtie wint? Wat is de basis van moreel respect?

<< Terug